Nieuwe regels BTW-correctie privégebruik auto
De regels voor de BTW-correctie voor privégebruik van auto’s van de zaak wijzigen per 1 juli 2011. De aanleiding voor de wijziging is een voor de fiscus ongunstige uitspraak van de Rechtbank Haarlem van 1 juni 2011 over de toepassing van het gelijkheidsbeginsel. Hoewel de Belastingdienst in beroep is gegaan tegen de uitspraak, wacht de staatssecretaris van Financiën de uitkomst hiervan niet af en heeft hij nieuwe regels geïntroduceerd.
De nieuwe regels gaan in per 1 juli 2011. De BTW-correctie voor privégebruik van auto’s van de zaak is niet langer gebaseerd op het Besluit uitsluiting aftrek OB’68 (het BUA), maar direct op de wet zelf (art. 4 Wet OB’68).
De BTW-correctie wordt niet meer gekoppeld aan de bijtelling in de loon- en inkomstenbelasting. Bovendien vervalt per 1 juli 2011 het verschil tussen werknemers en ondernemers/natuurlijke personen.
Volgens de nieuwe regels is als uitgangspunt 19% BTW verschuldigd over de feitelijke, met BTW belaste uitgaven voor het werkelijke privégebruik, voor zover de BTW op die uitgaven in eerste instantie deels of geheel is afgetrokken. Hierbij geldt woon-werkverkeer vanaf 1 juli 2011 weer als privégebruik. Vanaf 1 januari 2008 was goedgekeurd dat woon-werkverkeer als zakelijk gebruik kwalificeerde. Deze goedkeuring is vervallen. In het wettelijke systeem moet de ondernemer dus zowel de kosten per auto als het feitelijke privégebruik per werknemer bijhouden.
Om vast te stellen welk deel van de gemaakte uitgaven betrekking heeft op het werkelijke privégebruik stelt de staatssecretaris in zijn beleidsbesluit dat de ondernemer een sluitende kilometeradministratie moet bijhouden. Op basis van de kilometeradministratie zal de ondernemer dan moeten berekenen welk deel van de kilometers privégebruik betreft. Deze eis komt echter niet in de wetgeving voor. Op grond van de wettelijke regels kan de ondernemer zowel de kosten per auto als het gebruik per werknemer onderbouwen met alle beschikbare bewijsmiddelen en is het voldoende dat het gestelde zakelijk gebruik aannemelijk kan worden gemaakt.
De nieuwe regels zullen in de praktijk meestal als moeilijk werkbaar worden ervaren. Daarom heeft de staatssecretaris goedgekeurd dat de BTW-correctie ook forfaitair mag worden vastgesteld. In dat geval is de ondernemer jaarlijks in de laatste BTW-aangifte over het kalenderjaar 2,7% van de catalogusprijs (inclusief BTW en BPM) van de desbetreffende auto verschuldigd. Het nieuwe forfait is iets lager dan de oude forfaitaire correctie (voor gewone auto’s) van 12% van 25% (= 3%) van de catalogusprijs.
Hoewel dit niet expliciet is vermeld in de nieuwe regels, lijkt het ons gepast dat ondernemers die geen recht hebben op (volledige) aftrek van BTW op algemene kosten de forfaitaire correctie evenredig kunnen beperken.
Overige gevolgen
• Omdat woon-werkverkeer vanaf 1 juli 2011 als privégebruik geldt, kunnen ondernemers weer te maken krijgen met een beperking van BTW-aftrek voor parkeerplaatsen die zij ter beschikking stellen aan personeel dat met de eigen auto naar het werk reist.
• Het privégebruik van auto’s van de zaak valt niet langer onder het BUA. Dit betekent dat deze bevoordeling niet meer meetelt bij de berekening van de zogenoemde BUA-drempel van € 227 aan bevoordelingen per persoon per jaar.
• BTW op openbaarvervoerbewijzen die (mede) betrekking hebben op privégebruik is vanaf 1 juli 2011 niet langer in alle gevallen aftrekbaar. Hierop is het BUA van toepassing.
• De autodealerregeling voor de BTW is ingetrokken, waardoor voor autodealers de gewone regels voor de BTW-correctie voor privégebruik van auto’s van de zaak gelden. Tot 1 juli 2011 konden autodealers voor de BTW-correctie aansluiten bij de regeling voor de loonbelasting.