Speerpunt aangifteronde 2009: aftrek van kosten levensonderhoud kinderen
Binnenkort valt bij u de uitnodiging tot het doen van de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2009 op de deurmat. De Belastingdienst heeft aangekondigd bij de behandeling van de aangifte 2009 extra aandacht te zullen besteden aan de aftrek van uitgaven voor levensonderhoud voor kinderen jonger dan 30 jaar.
U komt onder voorwaarden voor deze aftrek in aanmerking. Als u recht op aftrek heeft, dan kunt u niet de feitelijk betaalde bijdragen in aftrek brengen, maar een forfaitair bedrag per kwartaal. De hoogte van dat bedrag is afhankelijk van de mate waarin u bijdraagt, de leeftijd van uw kind en of het kind uit- of thuiswonend is. De aftrek bedraagt minimaal € 290 en maximaal € 1.050 per kwartaal. U moet telkens aan het begin van het kwartaal beoordelen en toetsen of u en uw kind (nog) aan alle voorwaarden voldoen om voor aftrek in aanmerking te komen.
Veel ouders dragen bij aan de kosten van levensonderhoud van hun kinderen. Die bijdrage vormt in bepaalde gevallen en onder voorwaarden een aftrekpost op uw inkomen. Hierna gaan we in op de aftrek van kosten van levensonderhoud en de voorwaarden en beperkingen die daaraan zijn verbonden. Tot slot geven we ook enkele fiscaalvriendelijke alternatieven.
Het recht op aftrek van kosten levensonderhoud
De kosten van levensonderhoud kunt u in beginsel als zogenoemde ‘persoonsgebonden aftrek’ in mindering brengen op uw inkomen. Daaraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:
1. Het kind moet jonger dan 30 jaar zijn én
2. mag geen recht hebben op een (voorwaardelijke) gift of een prestatiebeurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (of een vergelijkbare buitenlandse regeling);
3. U mag voor het studerende kind geen recht op kinderbijslag (of een vergelijkbare buitenlandse regeling) hebben of u kunt dat recht niet verzilveren (dit doet zich bijvoorbeeld voor bij co-ouderschap) én
4. u moet het kind tenminste in belangrijke mate onderhouden. Dit betekent dat minimaal 30% van de kosten van levensonderhoud van uw kind voor uw rekening komen.
Voorzien in eigen levensonderhoud
De voorwaarde uit punt 2 ziet op de mate waarin het kind geacht wordt in zijn/haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Als uw kind op grond van de Wet studiefinanciering recht heeft op een (al dan niet voorwaardelijke) gift of prestatiebeurs (hierna: studiebeurs), dan wordt uw kind geacht in zijn/haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Aftrek voor kosten levensonderhoud bij u is dan uitgesloten.
Ook het inkomen uit een bijbaan of eigen vermogen van het kind zelf, dragen bij aan de mate waarin het kind geacht wordt in staat te zijn om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. In de rechtspraak is hierover al veel geprocedeerd. Zo is ooit beslist dat een inkomen op bijstandsniveau of op het niveau van het minimum(jeugd)loon voldoende moet worden geacht om in het eigen levensonderhoud te voorzien. Teveel bijverdiensten van uw studerend kind kunnen dus aan het recht op aftrek bij u in de weg staan.
De hoogte van de aftrek
Als eenmaal vaststaat dat u recht op aftrek van de kosten levensonderhoud heeft, dan kunt u niet de feitelijk betaalde bijdragen in aftrek brengen. De hoogte van de aftrek is afhankelijk van de mate waarin u bijdraagt (tenminste voor 30% (zie punt 4), de leeftijd van uw kind en of het kind uit- of thuiswonend is.
Het blijkt dat u voor een kind in de leeftijd van 18 tot 30 jaar (een studerend kind valt meestal in deze leeftijdscategorie) per kwartaal een aftrek kunt claimen variërend van € 350 bij een minimale bijdrage van € 410 én tenminste 30% van de kosten levensonderhoud per kwartaal. Draagt u per kwartaal minimaal € 700 én tenminste 50% van de kosten bij, dan bedraagt de aftrek € 700 per kwartaal. De hoogste aftrek kunt u claimen als u per kwartaal € 1.050 én tenminste 90% bijdraagt in de kosten van levensonderhoud van uw kind én uw kind uitwonend is. De aftrek bedraagt dan op jaarbasis maximaal € 4.200. U moet overigens telkens aan het begin van het kwartaal beoordelen en toetsen of u en uw kind (nog) aan alle voorwaarden voldoen om voor aftrek in aanmerking te komen.
Fiscaalvriendelijke alternatieven
U kunt overigens ook op andere wijze uw kind ondersteunen, zonder dat die ondersteuning tot belastingheffing bij uw kind hoeft te leiden. In tegenstelling tot de hiervoor behandelde aftrek van de kosten van levensonderhoud, leiden de hierna genoemde alternatieven niet tot een aftrekpost op uw inkomen.
U kunt uw kind jaarlijks (2010: € 5.000) of eenmalig als uw kind tussen 18 en 35 jaar oud is, (2010: € 24.000) een bedrag schenken, zonder dat u of uw kind hierover schenkbelasting hoeft te betalen. Er is sinds 1 januari 2010 bovendien nog een nieuwe mogelijkheid om eenmalig en belastingvrij een bedrag aan uw kind te schenken bijgekomen. U kunt namelijk aan kinderen in de leeftijd van 18 tot 35 jaar in plaats van de verhoogde vrijstelling van € 24.000 ook een eenmalige vrijgestelde schenking doen van € 50.000, maar dan moet de schenking worden gebruikt voor de aankoop van een eigen woning of voor een studiefonds voor uw kind. Als uw kind vóór 1 januari 2010 al gebruik heeft gemaakt van de verhoogde eenmalige vrijstelling (in 2009: € 22.760), dan geldt als tijdelijke regeling (tot 1 januari 2027) dat u nog een eenmalige vrijgestelde schenking kunt doen van € 26.000, mits de schenking wordt benut voor de aankoop van een eigen woning.
U kunt een schenking ook combineren met het verstrekken van een rentedragende lening aan uw kind, waarna u jaarlijks de rente ter grootte van het belastingvrije bedrag kwijtscheldt. Als uw kind de lening gebruikt voor de aankoop van woonruimte, dan kan het bovendien de rente als eigenwoningrente in box I in aftrek brengen. U kunt ook een lening aan uw kind verstrekken en vervolgens jaarlijks een deel van de lening kwijtschelden of zelf de woonruimte kopen en uw kind er voor een reële huur laten wonen, waarna u jaarlijks ter grootte van het belastingvrije schenkingsbedrag de huur kwijtscheldt. Al deze opties leiden er wel toe dat u zelf box III vermogen heeft, maar dat had u wellicht ook al omdat het geleende geld in een andere vorm (bijvoorbeeld een spaarsaldo) al tot uw box III vermogen behoorde.
Zo zijn er nog wel meer mogelijkheden te bedenken om uw kind fiscaalvriendelijk te ondersteunen. Wij kunnen u behulpzaam zijn bij het vinden van de mogelijkheid die het best bij u past.