Zakelijk gebruik auto leidt niet automatisch tot terbeschikkingstelling aan werknemer
Heeft u werknemers die bedrijfsauto’s zakelijk gebruiken? De Belastingdienst concludeert daaruit al gauw dat u de auto’s dan ook voor privédoeleinden aan hen ter beschikking hebt gesteld. Maar dat is te kort door de bocht. De Belastingdienst moet eerst aantonen dat de auto ter beschikking is gesteld. Pas als de Belastingdienst daarin slaagt, dan bent u aan de beurt om aan te tonen dat de auto voor minder dan 500 km privé is gebruikt, bijvoorbeeld aan de hand van een door uw werknemer bijgehouden rittenregistratie.
Dat werknemers een auto zakelijk gebruiken, wil nog niet zeggen dat de auto aan hen ter beschikking is gesteld. De rechter besliste onlangs dat de Belastingdienst daarmee de terbeschikkingstelling niet aannemelijk had gemaakt. De werknemers gebruikten de auto nooit voor woon-werkverkeer, de auto stond achter een hek geparkeerd en de autosleutels werden in een kluisje bewaard. De werkgever verklaart bovendien dat enkele ritten in de weekenden en op ongebruikelijke tijden ook zakelijk waren. Commentaar Als de Belastingdienst aannemelijk maakt dat de auto ter beschikking is gesteld, geldt het vermoeden dat die auto ook privé ter beschikking staat. Dit vermoeden houdt stand tenzij de belastingplichtige aantoont dat de auto voor niet meer dan 500 km per jaar voor privédoeleinden is gebruikt. Eerst moet de Belastingdienst aannemelijk maken dat de auto ter beschikking staat, pas daarna volgt de discussie over het privégebruik. Uit rechtspraak blijkt dat een auto pas ter beschikking staat van een werknemer als deze zelf kan bepalen voor welke doeleinden hij de auto gebruikt. Neemt u dus niet te snel aan dat een auto ter beschikking wordt gesteld.